Sommigen vinden het een eerste klas dameskappersauto, anderen het schoolvoorbeeld van houdbaar design. Maar hoe je het ook wendt of keert, de eerste generatie TT was een spraakmakend ontwerp. In 1995 werd de concept-car gepresenteerd en in 1998 kwam het productiemodel nagenoeg ongewijzigd op de markt, een jaar later gevolgd door de Roadster.
Maar hoe opmerkelijk de styling ook was, onderhuids stond de TT op hetzelfde platform als de Volkswagen Golf IV. Dat betekende dat de Quattro-vierwielaandrijving gewoon een relatief simpel Haldex-systeem was en de motoren ook bekend waren. Op zich niet erg, want de instappertjes werden natuurlijk niet geleverd. Alleen de 1,8-liter viercilinder 20-kleps turbomotor en de dikke 3,2-liter VR6 waren goed genoeg voor de coupé.
Helaas bleek vorm boven functie te zijn gegaan. Mede door de potente motoren werd de eerste TT berucht toen bleek dat ze bij hoge snelheden instabiel werden, met spectaculaire en gevaarlijke crashes tot gevolg. Een terugroepactie waarbij onder meer een achterspoiler op de markante achterkant werd geplaatst, was het gevolg.
Reputatieschade leek Audi er echter niet van te ondervinden. Het ontwerp bleek zo sterk dat het de reputatie van het vrij behoudende merk bijna eigenhandig wist om te buigen naar een begeerlijk statussymbool. Sterker nog, de TT werd zo’n icoon voor het merk met de vier ringen dat volgende generaties maar weinig anders deden, zelfs een leek herkent in de pas onthulde, derde generatie nog gewoon de oer-TT.
(bron: autoweek.nl)